TRUNC-functie

Kapt een getal af met behoud van een bepaald aantal decimalen.

Deze functie is gelijk aan de AFRONDEN.NAAR.BENEDEN-functie.

tip

De afrondingsmethode die door deze functie wordt gebruikt, staat bekend als afronding naar nul. Het resulterende getal is altijd kleiner dan of gelijk aan het oorspronkelijke getal.


Syntaxis

TRUNC(Getal [; Aantal])

Getal: Het getal dat moet worden afgekapt.

Aantal: Optionele parameter die het aantal decimalen definieert dat moet worden bewaard. De standaardwaarde is 0 (nul).

Gebruik negatieve waarden voor Aantal om het gehele deel van het originele Getal af te ronden. Met -1 wordt bijvoorbeeld het eerste gehele getal vóór het decimaalteken naar beneden afgerond, met -2 worden de twee gehele getallen vóór het decimaalteken naar beneden afgerond, enzovoort.

Voorbeeld

=TRUNC(21,89) geeft 21. Merk op dat dit voorbeeld de standaardwaarde voor Aantal gebruikt die 0 is.

=TRUNC(103,37,1) geeft 103,3.

=TRUNC(0,664,2) geeft 0,66.

=TRUNC(214,2,-1) geeft 210. Let op de negatieve waarde voor Aantal, waardoor het eerste gehele getal vóór het decimaalteken naar nul wordt afgerond.